Primitieve
reflexen
Wat zijn het?
Het zijn motorische reacties op voornamelijk het aanraken,
bewegen en de hoofdhouding van een baby. De reacties zijn vrij
voorspelbaar en worden daarom reflexen genoemd. De meeste zijn
er vlak na de geboorte en verdwijnen in de loop van het eerste
levensjaar door de ontwikkeling van de opricht-, evenwicht- en
steunreacties. Het zijn reacties die ervoor zorgen,
dat een baby bij het aanraken van zijn wang vlakbij de mondhoek naar de
tepel of de speen gaat zoeken, je vinger vastgrijpt bij het aanraken
van de binnenkant van de hand en schrikt als hij te snel wordt
bewogen.
Relatie met SI
De primitieve reflexen worden vooral veroorzaakt
door de hoofdhouding van de baby en het aanraken en bewogen
worden. Dat wil zeggen op vestibulaire informatie,
de informatie over de bewegingen en de houding van
het hoofd, en tactiele informatie, de informatie over
het aanraken. De primitieve reflexen zijn vooral
gericht op overleving. Dat zien we terug in de manier waarop de baby op
het aanraken of bewegen reageert. Op veel aanrakings- en
bewegingsprikkels reageert een baby als het ware overgevoelig. Hij
vindt het aanraken en bewegen niet prettig.
Wanneer bewogen worden als
onprettig wordt ervaren, reageert een baby met
de schrik- of Moro-reactie. Dat
is een van de primitieve reflexen.
Het bewegen gebeurt dan te snel. De
vestibulaire informatie waarschuwt de baby dat het onveilig is
dat hij zo snel wordt bewogen. Wanneer je een baby tijdens het
bewegen stevig en 'omvattend' vasthoudt - wat iedere ouder
bijna automatisch doet - wordt dat tegen gegaan.
De baby ervaart voor zijn nog ontbrekende eigen
stabiliteit de druk en steun van zijn ouders in de vorm van
proprioceptieve informatie (informatie over houding en beweging vanuit
zijn spieren en gewrichten). Hiermee
wordt voorkomen, dat de primitieve reflexen
actief worden. Zodra de baby zelf meer stabiliteit krijgt,
komt er vanuit zijn eigen
spieren proprioceptieve informatie die ervoor zorgt,
dat de vestibulaire informatie door het bewogen
worden niet te snel als alarmerend wordt
ervaren.
Het is alleen veilig om bewogen te worden
of zelf te bewegen bij voldoende stabiliteit van de rest van
het lichaam. Dat wordt afgemeten aan de hoeveelheid proprioceptieve
informatie uit de spieren en de gewrichten die wordt
veroorzaakt door druk op het lichaam door inbakeren
of stevig vasthouden. Of doordat de baby zelf
steun gaat nemen op de ouders of op
de vloer en steeds meer
doelgericht gaat bewegen. Alleen dan is bewegen leuk.
Ook het aanraken van een
baby zonder hem stevig en omvattend
vast te houden, kan als onprettig worden
ervaren. Onder invloed van de primitieve reflexen wordt het
aanraken dan een bedreiging van zijn
stabiliteit. De baby probeert zich dan vast te
grijpen met behulp van de primitieve grijpreflexen van de
handpalmen en de voetzolen. De Galant reflex, een andere primiteve
reflex, veroorzaakt bij aanraken langs het onderste gedeelte
van de wervelkolom vooral instabiliteit in dat gedeelte van de
rug.
Ook het aanraken kunnen we minder alarmerend maken
door de baby stevig en omvattend vast te houden. We geven
hem door die druk (proprioceptieve
informatie) letterlijk en figuurlijk extra veiligheid en
voorkomem daarmee dat de primaire reflexen actief worden.
Primitieve reflexen zorgen ervoor dat baby's het
aanvankelijk niet prettig vinden om bewogen of aangeraakt te
worden. Het stevig vasthouden door de
ouders en later het steun nemen op de grond, zorgen
ervoor dat de op beschermende
en overlevinggerichte tactiele en vestibulaire
reacties worden onderdrukt. Dit gebeurt door
de proprioceptieve zintuiginformatie. In combinatie
hiermee gaan baby's aanraken en bewegen leuk
vinden. Het steun nemen op een onderlaag is
daarmee de sleutel tot zowel de motorische als de
sensorische ontwikkeling. Het geeft een kind de
mogelijkheid om contact te maken met
zichzelf en de wereld om hem heen.
Therapeutische consequenties
De primitieve reflexen worden voornamelijk in gang doorgezet
door aanraken en bewegen, vestibulaire en tactiele zintuigprikkels. Ze
zijn gericht op overleving. Die zintuigprikkels letten op of
het evenwicht wordt bedreigd. In dat
geval volgt een reactie. Er wordt niet
gereageerd op deze zintuigprikkels tot ze
als gevaarlijk of bedreigend worden ervaren, en er een
overgevoeligheid reactie plaats
vindt. De 'ondergevoeligheid' slaat direct om
in 'overgevoeligheid'. Dit is altijd
kenmerkend voor overlevingsgericht gedrag.
Dit gedrag wordt omgezet in meer op beleving gericht gedrag
door de verbinding met de proprioceptieve zintuiginformatie
vanuit de spieren en gewrichten. Die informatie zorgt ervoor dat zowel
de onder- als de overgevoeligheid van de tactiele- en
de vestibulaire zintuiginformatie afnemen. Dit
pleit ervoor om bij het langdurig blijven
voortbestaan van de primitieve reflexen, tactiele
en vestibulaire zintuiginformatie te combineren met
proprioceptieve prikkels.
Els Rengenhart © 2017-2019 Privacybeleid